“Gewoon de sporen volgen.”
Het is dat ze een muts ophebben, handschoenen dragen, winddichte jacks met namen als ‘Straver schaatsen’. Anders was het net een café, zoals ze daar zitten op gebloemde tuinstoelen. Dromerig starend over het ijs.
“As ge ’t wilt, moette ’t nou doen.”
De mannen staan op en glijden op hun gemak weg. Een paar slagen, dan is het weer stil.
Ik wurm me in m’n 20 jaar oude Noren. Het schrapen van mijn ijzers over het ijs doorbreekt de stilte. De eenden in het wak trekken zich er niks van aan. Een zwaan stapt parmantig over het bevroren water.
Ik volg de sporen
De januarizon maakt van het landschap een kraakhelder schilderij, ieder detail zichtbaar en uitgelijnd.
Kreunend bereik ik het bruggetje bij de Bakkerskil. M’n kuiten schreeuwen het uit.
Onder de brug ligt het open. Daarachter lonkt meer ijs. Een paar mannen klimmen op handen en knieën over stenen balken. Zolang er ijs ligt, dóórgaan.
Ik keer om.
Terug bij de kant plof ik op een tuinstoel.
Ik aarzel. Zal ik nog een rondje doen?
Het ijs kraakt en piept wat harder dit keer.
“Niet naar achter afzetten, opzíj!” hoor ik een trainer in m’n hoofd zeggen.
Ik bak er niks van. Maar daar gaat het niet om.
Het gaat om even onderdeel zijn van een landschap dat morgen weg is. Een uitzicht dat straks is gesmolten. Een middag vertoeven in het genootschap van natuurijsschaatsers.